Aernout van Buchel werd geboren in 1565 als de buitenechtelijke zoon van een kanunnik van het kapittel van de Pieterskerk. Zijn moeder, Brigitta Jansdochter, trouwde met de landmeter Johan Ruysch. Aernt groeide op als een gelovige katholieke jongen en bezocht de Hieronymusschool. Hij bezocht de plaatsen in Utrecht die als heilig werden beschouwd, zoals de crypte van de Salvatorkerk en de Laurensabdij in Oostbroek.
In 1583 begon Van Buchel een studie rechten in Leiden. Hij moest al snel weer terug naar Utrecht vanwege een proces over de erfenis van zijn vader. In 1585 ging hij naar Frankrijk om daar te studeren. Hij kwam daar in contact met onderzoekers die zich bezighielden met Romeinse oudheden en inscripties. Een jaar later maakte hij een reis naar Rome, een aanleiding voor het maken van veel aantekeningen over gebouwen, inscripties en kunstwerken.
In 1588 kwam Van Buchel terug in Utrecht. Er was veel veranderd. Kerken en kloosters werden afgebroken omdat ze voor de protestantse eredienst niet meer nodig waren. Van Buchel ging nu in zijn eigen stad op pad om aantekeningen en schetsen te maken van monumenten, grafstenen en familiewapens. Zo tekende hij ook een plattegrond en een buitenaanzicht van de afgebroken Salvatorkerk.
Maar Van Buchel moest ook aan het werk en hij vond werk als secretaris. In 1593 ging hij opnieuw naar Leiden om zijn studie rechten af te maken zodat hij zich kon vestigen als advocaat. Het zou uiteindelijk niet nodig zijn. Nog in datzelfde jaar trouwde hij de rijke weduwe Claesje van Voorst en bovendien kreeg hij ook eindelijk de erfenis van zijn vader. Hij bezocht nu ook protestantse kerkdiensten. In eerste instantie was hij een gematigde protestant maar in de loop der jaren werd hij steeds strenger in zijn protestantse opvattingen. Niettemin bleef hij bevriend met katholieken, doopsgezinden en remonstranten.
Van Buchel hield zich het liefste bezig met geschiedenis en genealogie. Hij had veel contact met Adriaan van Winsen, heer van Hoenkoop, die zijn belangstelling deelde. Van Buchel gaf de middeleeuwse kroniek van Beka en Heda uit. Zijn eigen werk bleef ongepubliceerd. Na zijn dood, in 1641, werd het aangekocht door Cornelis Booth en Johan van Nellesteyn. De collectie Van Buchel-Booth wordt tegenwoordig bewaard bij Het Utrechts Archief. Het manuscript ‘Monumenta passim in templis ac monasteriis Trajectinae urbis atque agri inventa’ is geheel gedigitaliseerd, getranscribeerd en vertaald en beschikbaar op de website van Het Utrechts Archief.