De gilden van Utrecht waren in de middeleeuwen een belangrijke partij in het stadsbestuur. Een gilde is een groep mensen die hetzelfde beroep uitoefenen; een gilde had eigen regels en gebruiken, en besloten ook wie er toegelaten werd tot het gilde.
In april 1525 deden de gilden zelfs een directe greep naar de macht door het dagelijks bestuur van de stad af te zetten. Een belangrijk punt voor hen was de verlaging van de belasting op bier, de bieraccijns, en de gelijke verdeling van lasten in de aflossing van de schuld die was ontstaan door de IJsselsteinse oorlog van 1511. Op 22 mei 1525 probeerden de gilden de macht nog een keer te veroveren. Deze keer ging het beter: ze kregen de stadssleutels in handen en bezetten de poorten. Zij eisten inperking van de rechten van de geestelijkheid en bescherming van de economische belangen van de gilden.
Bisschop Hendrik II willigde de eisen in. Ook het stadsbestuur ging akkoord. Maar ondertussen maakte de bisschop met de Utrechtse geestelijken afspraken dat zij minder mee hoefden te betalen aan de oorlogsschuld. De gilden gingen hierover met de bisschop in onderhandeling en de ruzie leek te bedaren. Toch bleef de oorlogsschuld een twistpunt. Uiteindelijk radicaliseerde het bestuur van het gilde en werd het weer onrustig in de stad. In augustus werd nogmaals een nieuw stadsbestuur gekozen.
De ruzie met de gilden liep weer zo hoog op, dat de gilden hulp vroegen aan Gelre. Gelre stuurde een leger om hun hulp te bieden. De bisschop besluit echter dat hij van Utrecht een dwangburcht wil maken, zodat burgers de stad niet meer uitkonden. Dit wilden de gilden niet, dus besloten ze om gehoorzaamheid te zweren aan de bisschop op 27 februari 1527. Dat kan je zien op deze charter, een document dat afspraken bevestigt. Onderaan de charter hangen de zegels van alle gilden.