In hun strijd tegen de koning zocht de Staten-Generaal tijdens de Tachtigjarige oorlog hulp van de Engelse koningin Elisabeth I. Zij stuurde in december 1585 Robert Dudley, de graaf van Leicester, naar de Nederlanden. De afspraak was dat hij zou adviseren bij de opstand, maar al snel kreeg hij meer bevoegdheden.
In 1586 vestigde Leicester zich in Utrecht. Het stadsbestuur organiseerde een feestelijke intocht; op de Neude stond een piramide met een afbeelding van de Bijbelse held Simson die een leeuw bij de onder- en bovenkaak vastpakt om hem te verscheuren.
Leicester speelde ook een rol in de lokale Utrechtse politiek. Hij koos partij voor de orthodoxe gereformeerden waardoor zij erin slaagden om de oude elite, die verdraagzamer was tegen andere vormen van geloof, te verjagen. Utrecht moest zich aanpassen aan de calvinistische leer en voormalige pastoors moesten uit de stad vertrekken. Zo werd Utrecht voor korte tijd de enige stad in de Noordelijke Nederlanden waar de radicale calvinisten het voor het zeggen kregen.
In 1587 nam de stad Utrecht het initiatief om de soevereiniteit over de Nederlanden aan te bieden aan de Engelse koningin Elisabeth I. Dudleywas op dat moment zelf in Engeland. Johan van Oldenbarnevelt, die niet wilde dat er een Engelsman over de Nederlanden heerste, werkte Dudley ook actief tegen - begin 1588 legde Dudley zijn bevoegdheden neer. Hij overleed later dat jaar. Ondertussen was in Utrecht weer een nieuw stadsbestuur geïnstalleerd en vele ballingen keerden terug.