Frederik Schenck van Toutenburg (1503-1580) was de zoon van Georg Schenck van Toutenburg en Anna de Vos van Steenwijk tot Batinge. Hij werd na de bisschoppelijke herindeling van de Nederlanden in 1559 door koning Filips II benoemd tot aartsbisschop van Utrecht. Deze benoeming werd in 1561 bekrachtigd door de paus.
Kort na zijn benoeming sloot het laatste Concilie van Trente, waarop misstanden in de katholieke kerk, de houding tegenover de geloofsleer van de protestanten en de juiste formulering van theologische leerstellingen waren besproken. Aartsbisschop Schenck van Toutenburg aarzelde om de decreten van het Concilie in zijn bisdom door te voeren. De Utrechtse geestelijken en kanunniken waren fel gekant tegen disciplinaire maatregelen.
Kort voor de dood van de aartsbisschop werd de katholieke eredienst in Utrecht verboden. De katholieken kregen nog wel toestemming om op 30 augustus 1580 in de Dom een uitvaartdienst voor de aartsbisschop te houden, maar de plechtigheid werd verstoord door protestanten, die tijdens de mis een protestantse berijming van psalm 130 zongen.