Maria Duyst van Voorhout (1662-1754) werd geboren in Delft en kwam uit een rijke Delfste familie van brouwers, handelaren en stadsbestuurders. Een groot deel van haar bezit kreeg ze door het overerven van het nalatenschap van haar moeder en haar grootmoeder van vaders kant. Op 12-jarige leeftijd wordt ze wees en deelt ze de erfenis met haar oudere zus.
Door haar vermogen en status was ze een aantrekkelijke huwelijkskandidaat. Haar eerste huwelijk, met echtgenote Dirk van Hoogeveen, eindigde snel wanneer hij komt te overlijden. Op dat moment was ze 21 jaar en mocht ze als weduwe haar eigen kandidaat kiezen. In 1685 trouwde ze vervolgens met de baron van Reede, een man met een luxueuze levensstijl. Maria moest regelmatig geld aan hem lenen, ook al had hij wel veel grond en bezit. Haar grootmoeder stemde niet in met dit huwelijk. Ze liet in haar testament, het document dat bepaalt wie jouw spullen krijgt als je overlijdt, zetten dat Maria enkel na de dood van de baron toegang kreeg tot haar erfenis. Meer dan vijftig jaar, tot 1738, moet Maria wachten op de grote nalatenschap van haar grootmoeder.
Een bijzondere nalatenschap
Met het opstellen van haar eigen testament, laat Maria iets bijzonders zien. Ze toonde grote interesse in de natuurwetenschappen en in haar testament uit 1749 vond ze dan ook dat een groot deel van haar vermogen besteed moest worden aan talentvolle weesjongens tot en met 15. Zij werden opgeleid in wetenschappen als natuur- en wiskunde en in de kunsten. Vooral bijzonder was dat alle weesjongens, ongeacht hun sociale milieu, hier kans op maakten. De leerlingen moesten gekozen worden uit het Utrechtse Stads Ambachtskinderhuis, het Delfst Weeshuis der Gereformeerden en het Haagse Burgerweeshuis. Danzij haar nalatenschap kregen verschillende weesjongens kans op een succesvol bestaan als bijvoorbeeld arts of ingenieur.