Deze anonieme prent uit 1661 toont portretten van Trijntje Ridersbach, bakker Augustin de Vos en zijn zoon Pieter de Vos, die op 14 augustus 1661 de dienstmeid van de Domheer Renner vermoorden.
Bakker Augustin Vos woonde met zijn vrouw Trijntje Ridersbach en hun kinderen aan de Nieuwegracht op de hoek van de Schalkwijkstraat. Hun buurman was Gijsbertus Renner, een rijke heer. De familie Vos was daarentegen niet erg rijk. In 1661 hoorden zij toevallig van een voorbijganger dat Gijsbertus Renner van plan was om land te kopen van de schout. Er bestonden nog geen creditcards en bankrekeningen; al het geld voor deze koop zou dus fysiek aanwezig zijn in het huis van deze rijke meneer. De oudste zoon van Augustin, Pieter Vos, had het idee om naar het huis van Gijsbertus te gaan als hij niet thuis was, zijn dienstmeisje te vermoorden en het geld te stelen.
Het plan mislukt
Op zondagochtend was buurman Renner en zijn knecht naar de kerk. Vader Vos en zoon Pieter klopten aan bij het huis van Renner en vertelden het dienstmeisje, Orseltje, dat ze hen moest vertellen waar het geld lag. Ze probeerden te vluchten, maar werd gestopt en gewurgd met een touw. De moordenaars verborgen haar lijk in de kelder en gingen naar het kantoor van Renner om het geld te pakken. Trijntje was ook medeplichtig: zij stond op de uitkijk voor de knecht van Renner. Toen hij aankwam, klopte ze met de bezemsteel op de muur. Zo konden Augustin en Pieter vluchten.
Maar ze werden gesnapt. Een buurvrouw en een herbergier hadden de vlucht gezien. De moordenaars probeerden de herbergier over te halen niks te zeggen, maar deze is toch met geschreven bekentenis naar de rechtbank gegaan. Augustin, Trijntje en Pieter werden gevangengenomen en op de pijnbank gelegd. Het gezin eindigde op het schavot en alledrie kregen ze de doodstraf.