In december 1576 waren acht burgervendels rond de Vredenburg paraat om te voorkomen dat de Spaanse soldaten in het kasteel zouden gaan muiten. In november was dat in Antwerpen gebeurd. Op 21 december deden de Spaanse soldaten een uitval en staken huizen in brand. Burgers en Duitse huursoldaten dreven de Spanjaarden terug in het kasteel. Daarmee begon de belegering van kasteel Vredenburg. De volgende dag werd de stad beschoten vanuit het kasteel. Utrecht had zelf weinig kanonnen, maar gelukkig kwamen diverse andere steden te hulp.
De Utrechtse burgers zetten hun kanonnen op strategische en hoge plekken, maar die werden ook doelwit voor de Spaanse kogels. Zo werden de toren van de Jacobikerk, huis Oudaen en de toren van de Buurkerk geraakt. De noordelijke toren van de Mariakerk stortte ten gevolge van de beschieting in. Het Elisabethsgasthuis, het oudste weeshuis van Nederland op de hoek van de Lange Elisabethstraat, raakte zo zwaar beschadigd dat de weeskinderen moesten verhuizen. Op 11 januari schoten de Utrechtse burgers de brug over de stadsbuitengracht kapot. Hulp van buiten kon de Vredenburg nu niet meer bereiken. Op 3 februari werd de kruittoren in de voorburcht in brand gestoken.
Na bijna 7 weken begonnen de onderhandelingen en op 11 februari 1577 vertrokken de Spanjaarden uit de Vredenburg.
Deze ets dateert uit de late zestiende eeuw en geeft de belegering weer met allerlei bijzonderheden en straatnamen.
