Tijdens het interbellum, de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog in, versterkte in Nederland de verzuiling. De Nederlandse samenleving was verdeeld in vier ‘zuilen’ met een bepaalde ideologische overtuiging, die het hele leven van deze zuil beheerste. De verzuiling werd flink versterkt door de Pacificatie van 1917, die de schoolstrijd beëindigde. Het bijzondere onderwijs, waaronder het gelovige onderwijs destijds viel, werd voortaan gefinancierd door de staat. De socialistische roep om algemeen kiesrecht werd ook ingewilligd. Zo hadden verschillende groepen gekregen wat ze wilden, waardoor ze zich nog meer terugtrokken in hun eigen zuil.
In Nederland waren er vier zuilen: de katholieke, de protestantse, de socialistische en de liberale. Deze zuilen hadden hun eigen kranten, radio-omroepen, scholen, verenigingen en politieke partijen. Hoewel we nu nog steeds kunnen stemmen op politieke partijen met een bepaalde overtuiging, zijn stemmers nu veel meer gericht op het kiezen van een politieke partij waar ze het op dat moment mee eens zijn, dan op de politieke partij die hoort bij hun zuil. Op deze bron uit 1936 zie je verschillende posters hangen aan de Maartensbrug in Utrecht tijdens verkiezingstijd. De politieke partijen stonden symbool voor hun zuilen – veel van deze partijen bestaan inmiddels niet meer.
De politieke partijen
Tijdens de verzuiling waren er dus vier zuilen: de katholieke, de protestantse, de socialistische en de liberale. In realiteit was het onderscheid in Nederland soms vaag – de liberale zuil sprak zich namelijk tegen de verzuiling uit en stelde hun zuil open voor iedereen. Er wordt hieronder kort een overzicht geschetst van de zuilen en welke politieke partijen daarbij hoorden. Alleen de politieke partijen die je op de brug ziet hangen worden besproken. Kijk eens naar de foto voordat je de tekst leest. Welke partij zou er bij welke zuil horen? Wat wilden deze partijen bereiken?
De katholieke zuil
De katholieke zuil was de meest gesloten zuil – zij lazen de katholieke krant De Volkskrant, luisterden naar de Katholieke Radio Omroep (KRO) en stemden op de Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP). De katholieke zuil was in Nederland overigens erg groot – ze hadden zelf hun eigen universiteit, de Katholieke Universiteit in Nijmegen.
De protestantse zuil
De twee grootste politieke partijen van de protestantse zuil waren de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). Deze partijen waren beide protestants, maar hadden wel andere ideeën over het invullen daarvan. ARP sprak zich bijvoorbeeld sterk uit tegen het socialisme, waar de CDU juist meer naar het socialisme neigde. Verder lazen de protestanten de Trouw en luisterden ze naar de Nederlandse Christelijke Radio Vereniging (NCRV).
De socialistische zuil
De socialisten geloofden sterk in gelijkheid in de samenleving en ze vonden dat de overheid daar een grote rol in moest spelen. Ze spraken zich uit tegen de kloof tussen arm en rijk in Nederland en hadden, voor de Pacificatie, gestreden voor het algemeen kiesrecht. Socialisten lazen de krant Het Parool en luisterden vooral naar de Vereeniging van Arbeiders Radio Amateurs, oftewel VARA. Socialistische partijen waren de SDAP (Sociaal-Democratische Arbeiderspartij) en de RSAP (Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij).
De liberale zuil
De liberale zuil was, zoals eerder genoemd, losser georganiseerd dan de andere zuilen. Zij vonden dat de overheid juist een losse houding tegenover de Nederlandse bevolking moest hebben: het individu moest vrij zijn en zelf functioneren. Er waren wel liberale organisaties en partijen. Ze lazen vooral het Algemeen Handelsblad en luisterden naar de AVRO (Algemene Vereniging Radio Omroep). De partij die bij de liberalen hoorde was de VDB, de Vrijzinnig Democratische Bond.