Tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden Nederlanders veel bewijzen nodig. Zo moesten ze bijvoorbeeld een bewijs hebben voor als ze ’s avonds op straat waren, waarom ze nog een fiets bezitten of om bijvoorbeeld eten te kopen met bonnen.
Voor sommige groepen was dit lastig aangezien ze ondergedoken zaten. Een grote groep onderduikers was van Joodse afkomst. Voor hen was er helemaal geen bewegingsvrijheid. Een andere grote groep onderduikers bestonden uit personen die bijvoorbeeld zich hadden bezig gehouden in het verzet of politieke tegenstanders. Voor deze mensen was er een vervalst persoonsbewijs nodig. Wanneer Duitsers hen aanspraken, moesten ze zich elk moment kunnen legitimeren. Vervalste persoonsbewijzen hadden dus een groot aandeel in het verzet. Op deze bron zien we ook een vervalst persoonsbewijs.