Tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden Nederlanders een persoonsbewijs nodig - dat was een soort identiteitskaart waar de Duitse verzetter je mee kon identificeren. Je had bijvoorbeeld je persoonsbewijs nodig als je 's avonds op straat was of als je eten ging kopen met voedselbonnen. Als je Joods was, kreeg je een grote J in je persoonsbewijs.
Veel Joden, verzetsleden en politieke tegenstanders van Hitler moesten oppassen dat ze niet werden opgepakt en werden geëxecutreerd of gedeporteerd. Velen daarvan besloten daarom om hun persoonsbewijs te vervalsen. Als de Duitsers hen aanspraken, konden ze doen alsof ze iemand anders waren. Op deze bron zie je een voorbeeld van zo'n vervalst persoonsbewijs. Zoals je ziet stonden er een vingerafdruk, een foto en persoonlijke gegevens op. Het maken van vervalste persoonsbewijzen was een groot onderdeel van het verzet tegen de Duitse bezetter.