Het produceren van eten door de boeren en het importeren van voedselwaren, zijn uiteraard lastig als je bezig bent met het voeren van een oorlog. Daarom ging de overheid zich bemoeien met wat mensen in oorlogstijd aten, door middel van bonkaarten. Elk persoon in Nederland kreeg een bepaald aantal van deze bonnen, zodat het weinige eten dat er in oorlogstijd was, toch eerlijk werd verdeeld. Op de bon in de bron kan je bijvoorbeeld zien dat er een bepaald aantal kaartjes te besteden zijn aan 'brood' en 'vleesch'. Ook tabak kon je op de bon kopen.
Wist je dat?
Het stiekem verkopen of ruilen van eten was in oorlogstijd ook normaal. Voedselbonnen zorgden uiteraard niet voor lekker en veel eten, waardoor mensen onderling, zonder dat de Duitsers het wisten, aan meer voedsel of andere zaken wilde komen. Er werd ook illegaal gehandeld in de bonkaarten. Dan ruilde je bijvoorbeeld jouw aardappelkaarten voor de broodkaarten van je buurman, als jij graag meer brood wilde en hij meer aardappelen.