Het koloniale verleden van Nederland heeft diepe sporen achtergelaten in de Nederlandse geschiedenis. In dit thema gaan we in op de Nederlandse aanwezigheid in andere delen van de wereld, zoals Indonesië, Suriname, Amerika en Afrika. Het is belangrijk dat we leren van het verleden. De ex-kolonies van Nederland hebben erg geleden onder de Nederlandse aanwezigheid.
In de 'Gouden Eeuw' was de Republiek der Verenigde Nederlanden, zoals Nederland toen heette, erg rijk, mede door bijvoorbeeld de specerijenhandel in de Indonesische Archipel. De Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) speelde een grote rol in deze wereldhandel, maar het bleef niet alleen bij handel. De Nederlandse aanwezigheid in haar koloniën wordt vaak verheerlijkt door de economische welvarendheid, maar het is belangrijk om kritisch op het koloniale verleden van Nederland te zijn. Kolonisatie ging namelijk vaak gepaard met dwang, onderdrukking en geweld. Gebieden werden onvrijwillig ingelijfd bij het Nederlandse rijk en werden zo tot kolonie gemaakt. Nederland bestuurde deze kolonies dan zelf; de lokale overheden en bevolking hadden daar geen invloed op.
In de eerste helft van de zeventiende eeuw was Nederland al aanwezig op Indonesië, specifiek op de eilanden Sumatra, Java, Ambon en de Molukken. Ook in Noord-Amerika, het Caribisch gebied en in Afrika had Nederland koloniale veroveringen gedaan, namelijk wat gebieden in Brazilië, de Beneden- en Boven windse Antiliaanse eilanden Aruba, Bonaire en Curaçao, Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten, en Elmina aan de Goudkust. Door deze veroveringen raakte Nederland ookbetrokken bij de slavenhandel. Totslaafgemaakten waren de onvrije arbeidskrachten die moesten werken op de plantages in Noord-Amerika, waar bijvoorbeeld het gewilde suiker en katoen werd geteeld. Deze totslaafgemaakten waren vaak Afrikaanse mensen, die onvrijwillig uit Afrika naar Amerika werden getransporteerd. De lokale bevolking in de Amerika's waren al bijna volledig weggevaagd door de Europese aanwezigheid.
Op Indonesië was Nederland een wrede koloniale macht. De Bandanezen op de Banda-eilanden werden bijna volledig uitgemoord door Jan Pieterszoon Coen, om een monopolie op nootmuskaat te bemachtigen. Ook in de negentiende en twintigste eeuw voerde Nederland nog oorlogen op Indonesië, om haar koloniale macht te behouden, zoals tijdens de Atjeh-oorlog tijdens 1873 en de 'politionele acties' na de Tweede Wereldoorlog.
De onafhankelijkheid van Indonesië werd pas in 1949 erkend door Nederland en Suriname werd pas in 1975 onafhankelijk.